huiselijk

{{huiselijk}}{{/term}}

1 [m.b.t. huisgezin, huishouden] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 familial; 〈bijwoord〉 en famille

2 [intiem] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 intime; 〈bijwoord〉 en famille

3 [graag thuis zijnd] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 casanier 〈v.: casanière〉

♦voorbeelden:

1   de huiselijke vrede • la paix familiale

3   een huiselijk type • quelqu'un du genre casanier

Deens-Russisch woordenboek. 2015.